Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 106:12-24 Het Boek (HTB)

12. Toen pas geloofden zij Hem op zijn woord,zij zongen lofliederen voor Hem.

13. Maar al gauw vergaten zij weerwat Hij allemaal had gedaan,zij vroegen God niet om raad.

14. Zij wilden afgoden gaan vereren in de woestijnen zo daagden zij God uit daar in die woestenij.

15. Zij kregen van Hem wat zij wilden,maar een deel van het volk kwam om.

16. In het kamp werden zij jaloers op Mozes en Aäron,die door de Here waren uitgekozen.

17. De aarde ging open en Datan werd verzwolgen,en met hem ook Abiramen degenen die met hem gezondigd hadden.

18. Het vuur verbrandde allen die God hadden uitgedaagd.

19. Toen maakten zij bij de berg Horeb een gouden kalf,zij knielden ervoor neer alsof het een god was.

20. God, de Allerhoogste, ruilden zij invoor een beeld van een grasetende koe!

21. Zij vergaten God,die hen uit Egypte had bevrijden daarvoor grote wonderen had verricht,

22. al die prachtige wonderen in Egypteen bij de Rietzee.

23. Op dat moment nam de Here Zich voorhen te vernietigen.Maar Mozes, zijn vriend,kwam voor hen tussenbeideen voorkwam het.

24. Het prachtige land waar zij naar toe gingen,verwierpen zijen ze geloofden niet wat God had gezegd.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 106