Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 102:7-19 Het Boek (HTB)

7. Ik voel mij als een pelikaan in de woestijn, hulpeloos.Alsof ik een steenuil ben die in de ruïnes zit.

8. Ik kan niet slapen en lijk op een vogel, alleen op een dak.

9. Mijn tegenstanders bespotten mij voortdurend.Mijn naam geldt als een vloekvoor wie mijn bloed wel kunnen drinken.

10. Ik eet as in plaats van brooden mijn tranen mengen zich met het water dat ik drink.

11. Dat komt allemaal doordat Uuw toorn en ergernis over mij hebt uitgegoten,eerst nam U mij open toen gooide U mij weer neer.

12. Mijn dagen zijn stil en duisteren ik verga.

13. Here, U heerst echter tot in eeuwigheid.Uw naam zal nooit worden uitgewist en blijft altijd bestaan.

14. Eens zult U Zich over Jeruzalem komen ontfermen.De tijd is aangebroken om uw stad genade te geven.

15. Uw dienaren houden van deze staden hebben medelijden met de puinhopen die er liggen.

16. Dan zullen alle volken ter wereldeerbied en ontzag hebben voor de naam van de Here.Alle heerserszullen uw grootheid erkennen.

17. Dan zal de Here Jeruzalem herbouwenen er met zijn grootheid en macht gaan wonen.

18. Dan zal Hij de gebeden van de armen aanhorenen Zich tot hen overbuigen.

19. Laten we dit opschrijven voor de komende generaties.Het volk dat dan leeft, zal de Here prijzen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 102