Oude Testament

Nieuwe Testament

Prediker 10:5-14 Het Boek (HTB)

5. Er is nog een slecht ding dat ik zag toen ik de wereld in het voorbijgaan bekeek, een droevige zaak, die koningen en heersers betreft:

6. ik heb gezien hoe onnadenkende mensen groot gezag kregen en verstandige mensen hun verdiende ereplaats werd onthouden.

7. Ik heb zelfs dienaren zien rijden, terwijl vorsten te voet gingen als dienaren.

8. Wie een put graaft, kan erin vallen. Wie een oude muur sloopt, kan gebeten worden door een slang.

9. Terwijl u aan het werk bent in een mijn, kunnen vallende stenen u verpletteren. Elke slag van uw bijl kan gevaarlijk zijn.

10. Een botte bijl vraagt veel van uw krachten, wees wijs en slijp het blad.

11. Als een slang bijt vóór de bezwering, dan baat de bezweerder niet.

12. Het is prettig om naar wijze woorden te luisteren, maar als een dwaas het woord neemt, voert hem dat naar de ondergang.

13. Omdat hij al vanuit een dwaas uitgangspunt begint, is zijn conclusie pure onzin!

14. Een dwaas vertelt iedereen precies wat er gebeuren gaat, maar bestaat er werkelijk iemand die kan vertellen wat de toekomst brengt?

Lees verder hoofdstuk Prediker 10