Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 35:1-12 Het Boek (HTB)

1. Terwijl Israël op de vlakte van Moab aan de Jordaan tegenover Jericho verbleef, zei de Here tegen Mozes:

2. ‘Zeg de Israëlieten dat zij de Levieten als hun erfdeel bepaalde steden en weidegrond daar omheen moeten geven.

3. Die steden zijn voor hun huizen en de weidegrond is voor hun kudden en het andere levende vee.

4. De weidegrond rond de steden begint op vierhonderdvijftig meter vanaf de stadsmuur en gaat nog eens vierhonderdvijftig meter door.

5. Zo zullen de stadsmuur en de grens van het weidegebied negenhonderd meter van elkaar liggen, met de stad in het midden.

6. U zult de Levieten zes vrijsteden geven, waarheen iemand kan vluchten als hij per ongeluk een ander heeft gedood, zodat hij veilig is en daarnaast nog tweeënveertig andere steden.

7. Bij elkaar zullen achtenveertig steden met de omringende weidegrond aan de Levieten worden gegeven.

8. Deze steden zullen door het hele land verspreid liggen, de grotere stammen met meer steden zullen enige steden aan de Levieten afstaan, de kleinere stammen wat minder.’

9-10. En de Here zei tegen Mozes: ‘Zeg de Israëlieten dat zij na hun aankomst in het land steden moeten uitkiezen

11. die als vrijstad kunnen fungeren. Naar zo'n stad kan iemand die per ongeluk een ander heeft gedood, vluchten.

12. Deze steden zullen plaatsen zijn die bescherming bieden tegen familieleden die de dode willen wreken, want de doder mag niet worden omgebracht voordat in een eerlijke rechtszaak zijn schuld is bewezen.

Lees verder hoofdstuk Numeri 35