Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 33:8-15-37 Het Boek (HTB)

8. Vandaar trokken zij dwars door de zee en drie dagreizen ver de woestijn van Etam in, waar zij hun kamp opsloegen bij Mara.

9. Na Mara te hebben verlaten, kwamen zij in Elim, bekend door de twaalf waterbronnen en de zeventig palmen, en zij bleven daar geruime tijd.

10. Na Elim te hebben verlaten, sloegen zij hun kamp op aan de Rietzee

11. en daarna in de woestijn Sin.

12. Zij braken op en trokken naar Dofka

13. en vandaar naar Alus. De volgende pleisterplaats was Refidim,

14. waar echter geen drinkwater voor het volk voorhanden was.

15-37. Vanuit Refidim trokken zij de Sinaï-woestijn in en vandaar naar Kibrot-Hattaäwa; van Kibrot-Hattaäwa naar Chaserot; van Chaserot naar Ritma; van Ritma naar Rimmon-Peres; van Rimmon-Peres naar Libna; van Libna naar Rissa; van Rissa naar Kehelata; van Kehelata naar de berg Har-Sefer; van de berg Har-Sefer naar Charada; van Charada naar Makhelot; van Makhelot naar Tachat; van Tachat naar Terach; van Terach naar Mitka; van Mitka naar Chasmona; van Chasmona naar Moserot; van Moserot naar Bene-Jaäkan; van Bene-Jaäkan naar Chor-Haggidgad; van Chor-Haggidgad naar Jotbata; van Jotbata naar Abrona; van Abrona naar Esjon-Geber; van Esjon-Geber naar Kades, dat in de woestijn Sin ligt. Van Kades reisden zij naar de berg Hor aan de grens van het land Edom.

Lees verder hoofdstuk Numeri 33