Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 33:10-50-51 Het Boek (HTB)

10. Na Elim te hebben verlaten, sloegen zij hun kamp op aan de Rietzee

11. en daarna in de woestijn Sin.

12. Zij braken op en trokken naar Dofka

13. en vandaar naar Alus. De volgende pleisterplaats was Refidim,

14. waar echter geen drinkwater voor het volk voorhanden was.

15-37. Vanuit Refidim trokken zij de Sinaï-woestijn in en vandaar naar Kibrot-Hattaäwa; van Kibrot-Hattaäwa naar Chaserot; van Chaserot naar Ritma; van Ritma naar Rimmon-Peres; van Rimmon-Peres naar Libna; van Libna naar Rissa; van Rissa naar Kehelata; van Kehelata naar de berg Har-Sefer; van de berg Har-Sefer naar Charada; van Charada naar Makhelot; van Makhelot naar Tachat; van Tachat naar Terach; van Terach naar Mitka; van Mitka naar Chasmona; van Chasmona naar Moserot; van Moserot naar Bene-Jaäkan; van Bene-Jaäkan naar Chor-Haggidgad; van Chor-Haggidgad naar Jotbata; van Jotbata naar Abrona; van Abrona naar Esjon-Geber; van Esjon-Geber naar Kades, dat in de woestijn Sin ligt. Van Kades reisden zij naar de berg Hor aan de grens van het land Edom.

38. Terwijl zij aan de voet van de berg Hor verbleven, gaf de Here de priester Aäron opdracht de berg te beklimmen en daar stierf hij. Dit gebeurde in het veertigste jaar na het vertrek van het volk Israël uit Egypte.

39. Aäron was 123 jaar oud en hij stierf op de eerste dag van de vijfde maand.

40. Toen hoorde de Kanaänitische koning van Arad dat het volk Israël zijn land naderde.

41. Na met hem te hebben afgerekend, reisden de Israëlieten van de berg Hor naar Salmona,

42. vandaar naar Punon,

43. vandaar naar Obot,

44. vandaar naar Ijje-Haäbarim, aan de grens van Moab.

45. Toen reisden zij verder naar Dibon-Gad,

46. vandaar naar Almon-Diblataïm en

47. toen verder naar het gebergte Abarim, dichtbij de berg Nebo.

48. Zo kwamen zij ten slotte op de vlakte van Moab aan de Jordaan tegenover Jericho.

49. Daar sloegen zij hun kamp op verschillende plaatsen langs de Jordaan op, van Bet-Hajjesimot tot Abel-Hassittim, op de vlakte van Moab.

50-51. Terwijl zij daar verbleven, droeg de Here Mozes op het volk Israël het volgende te vertellen: ‘Wanneer u de rivier de Jordaan oversteekt en het land Kanaän binnentrekt,

Lees verder hoofdstuk Numeri 33