Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 32:2-14 Het Boek (HTB)

2. Daarom gingen zij naar Mozes, de priester Eleazar en de andere stamleiders en zeiden:

3-4. ‘De Here heeft Israël gebruikt om de inwoners van deze hele streek te vernietigen: Atarot, Dibon, Jazer, Nimra, Chesbon, Elale, Sebam, Nebo en Beon. De hele streek is uitstekend geschikt voor schapen, ideaal voor onze kudden.

5. Sta ons alstublieft toe dat wij deze streek als ons deel nemen in plaats van het land aan de andere kant van de Jordaan.’

6. ‘Willen jullie hier met de armen over elkaar blijven zitten, terwijl jullie broeders de rivier oversteken en aan de overkant de kastanjes uit het vuur halen?’ wilde Mozes van hen weten.

7. ‘Zijn jullie van plan het hele volk te ontmoedigen, zodat het niet durft over te steken naar het land dat de Here het heeft gegeven?

8. Jullie gaan jullie vaders achterna! Ik stuurde hen vanuit Kades-Barnea op een verkenningstocht,

9. maar toen zij genoeg hadden gezien en terugkeerden vanuit het dal van Eskol, ontmoedigden zij de Israëlieten zó dat deze het beloofde land niet durfden binnentrekken.

10-11. De toorn van de Here keerde zich in alle hevigheid tegen hen en Hij zwoer dat van allen die Hij uit Egypte had gered, niemand boven de twintig jaar het land dat Hij aan Abraham, Isaak en Jakob had beloofd, zou zien hoewel de Here deze belofte met een eed had bekrachtigd. Maar zij hadden geweigerd te doen wat Hij van hen had gevraagd.

12. De enige uitzonderingen daarop waren Kaleb en Jozua, want zij volgden de Here met hun hele hart en riepen het volk op het beloofde land binnen te trekken.

13. De Here liet ons veertig jaar in de woestijn heen en weer zwerven tot die opstandige generatie was gestorven.

14. En hier staan jullie weer, een stel zondaars dat precies hetzelfde doet! Nu zijn er alleen meer van jullie, dus de toorn van de Here zal deze keer nog heviger zijn dan de vorige keer.

Lees verder hoofdstuk Numeri 32