Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 31:3-20 Het Boek (HTB)

3. Mozes zei tegen het volk: ‘Van elke stam moeten duizend mannen zich bewapenen om de oorlog van de Here tegen Midjan te voeren.’

4-5. Dit bevel werd uitgevoerd, uit de duizenden mannen die Israël telde, werden twaalfduizend mannen door Mozes de strijd ingestuurd.

6. Pinechas, de zoon van de priester Eleazar, voerde hen aan in de strijd, vergezeld door de ark en onder luid trompetgeschal.

7. In die strijd werden alle Midjanieten gedood!

8. Onder de gevallenen waren alle vijf de Midjanitische koningen: Ewi, Rekem, Sur, Chur en Reba. Ook Bileam, de zoon van Beor, werd gedood.

9-11. Het Israëlitische leger nam de vrouwen en kinderen gevangen, roofde het vee en de kudden en nam alle waardevolle dingen mee. Alle steden, versterkte plaatsen en dorpen werden daarna platgebrand.

12. De gevangenen en de andere krijgsbuit werden meegevoerd naar de velden van Moab langs de Jordaan tegenover Jericho, waar Mozes, de priester Eleazar en de rest van het volk waren achtergebleven.

13. Mozes, de priester Eleazar en alle leiders van het volk gingen het zegevierende leger tegemoet,

14. maar Mozes was woedend op de legeraanvoerders.

15. ‘Waarom hebben jullie alle vrouwen in leven gelaten?’ vroeg hij boos.

16. ‘Zij zijn juist degenen die de raad van Bileam hebben opgevolgd en de Israëlieten hebben aangezet tot afgoderij met Baäl. Zij zijn de oorzaak van de plaag die zoveel duizenden van ons heeft gedood.

17. Dood nu alle jongens en alle vrouwen die gemeenschap met een man hebben gehad.

18. Alleen de jonge meisjes mogen blijven leven.

19. Laat ieder die iemand heeft gedood of een dode heeft aangeraakt, zeven dagen buiten het kamp blijven. Reinig jezelf en de gevangenen dan op de derde en de zevende dag.

20. Vergeet niet alle kleding en alles wat gemaakt is van leer, geitenhuid en hout ook te reinigen.’

Lees verder hoofdstuk Numeri 31