Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 3:1-10 Het Boek (HTB)

1. Op het moment dat de Here met Mozes sprak op de berg Sinaï,

2. had Aäron de volgende zonen: Nadab, de oudste, Abihu, Eleazar en Itamar.

3. Zij waren allemaal tot priester gezalfd en zo afgezonderd om dienst te doen in de tabernakel.

4. Maar Nadab en Abihu stierven in de woestijn van de Sinaï toen zij bij het altaar van de Here onheilig vuur gebruikten. Omdat Nadab en Abihu geen kinderen achterlieten, waren alleen Eleazar en Itamar overgebleven om hun vader Aäron te assisteren in de tabernakel.

5. Toen zei de Here tegen Mozes:

6. ‘Roep de stam Levi bijeen en stel hen aan Aäron voor als zijn assistenten.

7-9. Zij moeten zijn instructies opvolgen en de heilige taken in de tabernakel uitvoeren namens het hele volk Israël. Want zij zijn aangewezen als vertegenwoordigers van het volk Israël. Zij zijn verantwoordelijk voor alle voorwerpen in de tabernakel en voor het onderhoud van de tabernakel.

10. Maar alleen Aäron en zijn zonen mogen het priesterambt uitoefenen. Onbevoegden die dit denken te kunnen doen, zullen ter dood worden gebracht.’

Lees verder hoofdstuk Numeri 3