Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 25:5-18 Het Boek (HTB)

5. En Mozes gaf de rechters de opdracht allen die Baäl hadden aanbeden, op te hangen.

6. Maar een van de Israëlieten nam een Midjanitisch meisje mee naar het kamp, voor de ogen van Mozes en het hele volk dat bij de deur van de tabernakel stond te huilen.

7. Toen Pinechas—de zoon van Eleazar en kleinzoon van Aäron—dit zag sprong hij overeind, greep een speer en

8. rende achter de man en het meisje aan. Hij volgde hen tot in de tent van de man en met zijn speer doorstak hij de lichamen van de man en het meisje, door hun buik. Zo werd de straf tot staan gebracht,

9. maar pas nadat vierentwintigduizend mensen waren gestorven.

10-11. Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Pinechas heeft mijn toorn van het volk afgewend. Want hij was net zo kwaad als Ik, waar het mijn eer betrof, daarom heb Ik de vernietiging van heel Israël, die Ik Mij had voorgenomen, stopgezet.

12-13. Voor alles wat hij heeft gedaan—zijn ijver voor Mij en zijn verzoening voor het volk Israël—beloof Ik dat hij en zijn nakomelingen voor altijd priester zullen zijn.’

14. De man die samen met het Midjanitische meisje was gedood, heette Zimri. Hij was de zoon van Salu, een leider van de stam Simeon.

15. Het meisje heette Kozbi, zij was een dochter van Zur, een Midjanitisch stamhoofd.

16-17. Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Vernietig de Midjanieten,

18. want zij zijn uw vijanden en hebben u met hun listen tot afgodenverering en zonde verleid, zoals het geval was met Kozbi, die daarom werd gedood.’

Lees verder hoofdstuk Numeri 25