Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 18:21-30 Het Boek (HTB)

21. Wat de stam Levi betreft, uw familie, zij zullen voor hun werk worden betaald uit de tienden die het hele land Israël opbrengt.

22. Van nu af aan mogen Israëlieten die geen priester of Leviet zijn, het heiligdom niet meer betreden. Als zij dat wel doen, zullen zij schuldig worden verklaard en sterven.

23. Alleen de Levieten zullen het werk daar doen en verantwoordelijk zijn voor de fouten die zij maken. Dit is een eeuwigdurende regel voor Israël, dat de Levieten geen eigendommen mogen bezitten in Israël.

24. Want de tienden van het volk, met een bewegend gebaar voor het altaar aan de Here geofferd, zullen voor de Levieten zijn. Dat is hun erfenis, daarom hebben zij geen eigendommen nodig.’

25. De Here vervolgde tegen Mozes:

26. ‘Zeg de Levieten dat zij de Here een tiende moeten geven van de tienden die zij ontvangen—een tiende van een tiende—en dat zij dat aan de Here moeten aanbieden met een bewegend gebaar, staande voor het altaar.

27. De Here zal dit beschouwen als het offer van de eerste opbrengsten van de oogst van wijn en koren, als was het een offer van hun eigen oogst.

28-29. Dit tiende deel van de tienden zal worden genomen uit het beste wat u als het deel van de Here hebt ontvangen en zal aan de priester Aäron worden gegeven.

30. Het zal u worden toegerekend als kwam het van uw eigen dorsvloer en wijnpers.

Lees verder hoofdstuk Numeri 18