Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 16:29-36-37 Het Boek (HTB)

29. Als deze mannen een natuurlijke dood sterven of overlijden door een gewoon ongeluk of een ziekte, heeft de Here mij niet gestuurd.

30. Maar als de Here een wonder doet en de grond hen zal opslokken met hun hele hebben en houden en zij levend het dodenrijk ingaan, dan zullen jullie weten dat deze mannen de Here hebben gelasterd.’

31. Hij was nog maar nauwelijks uitgesproken of de grond scheurde onder hen open.

32. De aarde opende zich en verzwolg hen met hun tenten, gezinnen, vrienden en alles wat zij bezaten.

33. Zo gingen zij levend het dodenrijk in en de aarde sloot zich boven hen. Zij waren verdwenen.

34. De Israëlieten vluchtten alle kanten op toen zij hun gegil hoorden, want zij waren bang dat de aarde ook hen zou verzwelgen.

35. Toen kwam vuur van de Here naar beneden en doodde de tweehonderdvijftig mannen die het reukwerk hadden geofferd.

36-37. De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aärons zoon Eleazar dat hij die vuurpannen van het vuur haalt, want zij zijn heilig en aan de Here gewijd. Het brandende reukwerk

Lees verder hoofdstuk Numeri 16