Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 15:19-21-37-38 Het Boek (HTB)

19-21. zij de Here een deel van hun eerste oogst van elk jaar moeten geven. Zij moeten van het gerstemeel een koek maken die moet worden geofferd, het is een jaarlijks offer van uw dorsvloer en moet van generatie op generatie in ere worden gehouden.

22. Stel dat u of een latere generatie zich realiseert dat u onopzettelijk heeft nagelaten de instructies die de Here u door Mozes heeft gegeven, uit te voeren,

23-24. dan moet u een jonge stier als brandoffer offeren. Het zal een aangename reuk voor de Here zijn en het moet worden geofferd met het normale spijs- en drankoffer en een bok als zondoffer.

25. De priester zal verzoening doen voor alle Israëlieten en het zal worden vergeven, want het was geen opzet en zij hebben het goedgemaakt met hun brandoffers en zondoffer voor de Here.

26. Allen die tot het volk Israël behoren, zullen vergeving ontvangen—ook de buitenlanders die bij hen wonen—want de hele bevolking is betrokken bij een dergelijke vergissing en de vergeving daarvan.

27. Als iemand deze overtreding zonder opzet heeft gemaakt, zal hij een eenjarige geit als zondoffer offeren

28. en de priester zal verzoening over hem doen tegenover de Here, dan zal hij vergeving ontvangen.

29. Hetzelfde geldt voor de buitenlander die bij u woont.

30. Maar iemand die deze overtreding opzettelijk maakt, ongeacht of hij een geboren Israëliet of een buitenlander is, beledigt de Here en zal worden verstoten uit het volk.

31. Want hij heeft de wet van de Here veracht en opzettelijk geweigerd deze te gehoorzamen. Hij moet worden gedood en zal op die manier voor zijn zonde boeten.’

32. Op een dag, toen het volk Israël in de woestijn verbleef, werd een van hen betrapt bij het houtsprokkelen op de sabbat.

33. Hij werd voor Mozes, Aäron en de andere rechters gebracht.

34. Zij sloten hem op in afwachting van de beslissing die de Here over hem zou nemen.

35. Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Deze man moet sterven, het hele volk moet hem buiten het kamp stenigen.’

36. Zij brachten hem buiten het kamp en doodden hem, zoals de Here had opgedragen.

37-38. De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg de Israëlieten dat zij gedenkfranjes aan hun kleren maken. In de franje aan de hoeken van hun kleren moeten zij een blauwpurperen draad verwerken.

Lees verder hoofdstuk Numeri 15