Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 11:26-35 Het Boek (HTB)

26. Maar twee van de zeventig, Eldad en Medad, waren niet naar de tabernakel gegaan en profeteerden in het kamp toen de Geest op hen kwam.

27. Een jongeman rende daarop naar Mozes en vertelde hem wat in het kamp gebeurde.

28. Jozua, de zoon van Nun, een van Mozes' zelfgekozen helpers, protesteerde: ‘Mozes, laten zij toch ophouden!’

29. Maar Mozes antwoordde: ‘Wil jij het voor mij opnemen? Ik zou willen dat heel het volk van de Here profeet was en dat de Here zijn Geest op hen allen legde!’

30. Toen ging Mozes met de leiders terug naar het kamp.

31. De Here liet vanuit zee kwartels meevoeren door de wind. Hij liet de vogels in en rond het kamp neerstrijken. Een dagreis ver vlogen kwartels op een hoogte van ongeveer één meter boven de grond.

32. Het hele volk ging eropuit om kwartels te vangen. Een karwei dat een dag, een nacht en nog een hele dag in beslag nam! Het minste dat iemand verzamelde, was tweeëntwintighonderd liter! Overal rond het kamp lagen de kwartels te drogen.

33. Maar toen iedereen het vlees begon te eten, ontvlamde de toorn van de Here tegen het volk en Hij doodde velen met een plaag.

34. Daarom kreeg die kampplaats de naam Kibrot-Hattaäwa (Graven van de Gulzigaards), want daar begroeven zij de mensen die begerig waren naar vlees en terugverlangden naar Egypte.

35. Van die plaats trokken zij naar Chaserot, waar zij een tijd bleven.

Lees verder hoofdstuk Numeri 11