Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 11:22-29 Het Boek (HTB)

22. Zelfs als we al onze kudden slachten, zou dat nog niet genoeg zijn voor één maand vlees! We zouden elke vis in de zee moeten vangen om uw belofte waar te maken!’

23. Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Gelooft u Mij niet? Let maar eens op of mijn woorden uitkomen!’

24. Mozes verliet de tabernakel en gaf de boodschap van de Here door aan het volk. Hij riep de zeventig leiders bijeen en posteerde hen rond de tabernakel.

25. De Here kwam in de wolk naar beneden en sprak met Mozes en nam een deel van de Geest die op hem rustte en legde die op de zeventig leiders. Toen de Geest op hen rustte, profeteerden zij een korte tijd.

26. Maar twee van de zeventig, Eldad en Medad, waren niet naar de tabernakel gegaan en profeteerden in het kamp toen de Geest op hen kwam.

27. Een jongeman rende daarop naar Mozes en vertelde hem wat in het kamp gebeurde.

28. Jozua, de zoon van Nun, een van Mozes' zelfgekozen helpers, protesteerde: ‘Mozes, laten zij toch ophouden!’

29. Maar Mozes antwoordde: ‘Wil jij het voor mij opnemen? Ik zou willen dat heel het volk van de Here profeet was en dat de Here zijn Geest op hen allen legde!’

Lees verder hoofdstuk Numeri 11