Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 10:1-2-16 Het Boek (HTB)

1-2. Nu zei de Here tegen Mozes: ‘Maak twee trompetten van gedreven zilver. Die moeten worden gebruikt om het sein “verzamelen” en “opbreken” te blazen.

3. Als op twee trompetten wordt geblazen, is dat het teken dat het hele volk zich moet verzamelen bij de ingang van de tabernakel.

4. Als één trompet wordt geblazen, moeten alleen de stamhoofden zich bij u verzamelen.

5-7. Er zullen verschillende trompetsignalen nodig zijn om onderscheid te maken tussen het sein “verzamelen” en “opbreken en verder trekken”. Als het vertreksignaal wordt geblazen, moeten de stammen die aan de oostkant van de tabernakel hun kamp hebben, het eerst vertrekken. Bij het volgende signaal vertrekken de stammen aan de zuidkant.

8. Alleen de priesters mogen de trompet blazen. Dit is een vaste instelling die van generatie op generatie moet worden nageleefd.

9. Wanneer u aankomt in het beloofde land en oorlog voert tegen uw vijanden, zal de Here u horen en u te hulp komen als u in nood alarm blaast op de trompetten.

10. Gebruik de trompetten ook in tijden van blijdschap: tijdens de jaarlijkse feesten en aan het begin van elke maand om uw vreugde over de brandoffers en vredeoffers te laten blijken. God zal dan steeds weer denken aan zijn verbond met u. Want Ik ben de Here, uw God.’

11. De wolk steeg op boven de tabernakel op de twintigste dag van de tweede maand van het tweede jaar na Israëls uittocht uit Egypte.

12. De Israëlieten verlieten de Sinaï-woestijn en volgden de wolk naar de woestijn Paran.

13. Dit was hun eerste reis sinds de Here aan Mozes de reisopdrachten had gegeven.

14. Aan het hoofd van de stoet liep de stam Juda, gegroepeerd achter de stambanier, onder leiding van Nachson, de zoon van Amminadab.

15. Daarachter kwamen de stam van Issachar, onder leiding van Netanel, de zoon van Suar,

16. en de stam van Zebulon, geleid door Eliab, de zoon van Chelon.

Lees verder hoofdstuk Numeri 10