Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 9:7-13 Het Boek (HTB)

7. Mozes zei Aäron naar het altaar te gaan en daar het zondoffer en het brandoffer te offeren, om eerst zichzelf en daarna het volk te verzoenen, zoals de Here had gezegd.

8. Aäron ging naar het altaar en slachtte het kalf als zondoffer voor zijn eigen zonden.

9. Zijn zonen vingen het bloed voor hem op en hij doopte zijn vinger erin en streek het aan de vier horens van het altaar. De rest goot hij uit aan de voet van het altaar.

10. Toen verbrandde hij het vet, de nieren en het aanhangsel van de lever van zijn zondoffer op het altaar, zoals de Here Mozes had opgedragen.

11. Het vlees en de huid verbrandde hij echter buiten het kamp.

12. Vervolgens slachtte hij het dier van het brandoffer en zijn zonen vingen het bloed op, waarna hij dat over het altaar sprenkelde.

13. Zij brachten het dier in stukken gesneden bij hem, ook de kop en hij verbrandde elk deel apart op het altaar.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 9