Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 8:4-12 Het Boek (HTB)

4. Daarop werden alle Israëlieten bijeengeroepen bij de ingang van de tabernakel.

5. Mozes zei tegen hen: ‘Wat ik nu ga doen, heeft de Here mij opgedragen.’

6. Toen liet hij Aäron en zijn zonen naar voren komen en waste hen met water.

7. Hij kleedde Aäron met het onderkleed, de ceintuur en de bovenmantel en hing het priesterkleed met de prachtig geweven gordel om zijn schouders.

8. Daarna deed hij hem de borsttas om en plaatste de orakelstenen, de Urim en de Tummim, in de buidel.

9. Op Aärons hoofd zette hij de heilige tulband met de gouden plaat er voorop, precies zoals de Here het hem had opgedragen.

10. Toen nam Mozes de zalfolie en sprenkelde ervan op de tabernakel en op elk voorwerp dat zich erin bevond, zodat het werd geheiligd.

11. Het altaar besprenkelde hij zevenmaal en ook de onderdelen van het altaar en het wasvat met het voetstuk werden besprenkeld en daardoor geheiligd.

12. Toen goot hij de zalfolie over het hoofd van Aäron om hem te heiligen, dat wil zeggen: af te zonderen en te wijden voor zijn taak.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 8