Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 7:2-15 Het Boek (HTB)

2. het dier dat als schuldoffer wordt gebracht, moet worden geslacht op dezelfde plaats waar de brandoffers worden geslacht en het bloed zal over het altaar worden gesprenkeld.

3. De priester zal al het vet, de staart, het vet dat de ingewanden bedekt,

4. de beide nieren en het vet dat aan de lendenen zit en het aanhangsel van de lever offeren.

5. De priester zal dit alles op het altaar verbranden als een schuldoffer aan de Here.

6. Alleen de mannelijke priesters mogen ervan eten op een heilige plaats, want het is allerheiligst.

7. Voor het zondoffer geldt hetzelfde als voor het schuldoffer. Het overblijfsel van het offerdier is voor de priester die daarmee verzoening heeft gedaan.

8. De priester die voor iemand een brandoffer brengt, krijgt de huid van het offerdier.

9. Elk spijsoffer dat in de oven gebakken, op de bakplaat of in de pan wordt klaargemaakt, is voor de priester die de offerande uitvoert.

10. Alle spijsoffers, hetzij aangemaakt met olie, hetzij droog, zijn voor de zonen van Aäron.’

11. ‘Dit zijn de voorschriften betreffende de offers die aan de Here worden gebracht als vredeoffers:

12. als het offer als dankoffer is bedoeld, moet men er met olie aangemaakte ongezuurde koeken, met olie bestreken ongezuurde koeken en koeken van fijn meel die zijn aangemaakt met olie, aan toevoegen.

13. Dit offer moet samen met de koeken van gezuurd brood naast het vredeoffer als dankoffer worden gebracht.

14. Een deel van dit offer zal de Here worden aangeboden door het omhoog te heffen. Daarna zal het aan de priester worden gegeven, die het bloed van het vredeoffer uitsprenkelt.

15. Nadat het dier aan de Here is geschonken en geofferd als een vredeoffer, waarmee lof en dank aan Hem wordt gebracht, moet het diezelfde dag worden gegeten. Er mag niets blijven liggen tot de volgende dag.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 7