Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 25:43-55 Het Boek (HTB)

43. Ook mogen zij niet wreed worden behandeld, vrees uw God.

44. U mag echter wel slaven en slavinnen kopen in de landen rondom u

45. en u mag de kinderen van de buitenlanders die onder u wonen, kopen ook al zijn ze in uw land geboren.

46. Zij zullen voor altijd slaven van u zijn, die u kunt nalaten aan uw kinderen, maar uw broeders die bij het volk Israël horen, zult u niet op die manier behandelen.

47. Als een buitenlander die bij u woont, rijk wordt en een Israëliet verarmt en verkoopt zich aan die buitenlander of aan familie van die buitenlander,

48. mag hij worden teruggekocht door een van zijn broeders:

49. zijn oom, zijn neef of een van zijn andere naaste familieleden. Hij mag zichzelf ook aflossen als hij het geld ervoor kan bemachtigen.

50. De prijs voor zijn vrijheid zal afhangen van het aantal jaren tot het jubeljaar: het bedrag dat nodig zou zijn om voor dat aantal jaren een knecht te huren.

51. Als nog veel jaren moeten verstrijken voor het jubeljaar aanbreekt, zal de prijs bijna gelijk zijn aan die hij kreeg toen hij zichzelf verkocht.

52. Als al een flink aantal jaren is verstreken en er nog maar weinig jaren zijn vóór het jubeljaar aanbreekt, zal de prijs slechts een klein deel zijn van de prijs die hij kreeg toen hij zichzelf verkocht.

53. Als hij zich verkoopt aan een buitenlander, moet die hem behandelen als een gehuurde knecht en niet als een slaaf of een eigendom.

54. Als hij niet is afgelost vóór het jubeljaar aanbreekt, zal hij met zijn kinderen in dat jaar vrij komen.

55. Want de Israëlieten zijn mijn dienaren. Ik haalde hen uit het land Egypte, Ik ben de Here, uw God.’

Lees verder hoofdstuk Leviticus 25