Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 2:1-8 Het Boek (HTB)

1. ‘Wanneer iemand de Here een spijsoffer wil brengen, moet hij dat doen met fijn meel, waar hij olie overheen giet en wierook aan toevoegt.

2. Hij moet een handvol meel met olie en de daarbij behorende wierook aan de priester geven, die dat als gedenkoffer op het altaar in rook zal laten opgaan als een brandoffer dat aangenaam is voor de Here.

3. De rest van het spijsoffer is bestemd voor het levensonderhoud van Aäron en zijn zonen, als het allerheiligste van de brandoffers voor de Here.

4. Als gebakken brood als een offer aan de Here wordt gebracht, moet het zijn gemaakt van meelbloem aangemaakt met olie, maar het moet ongezuurd zijn. Ook dunne ongezuurde koeken, bestreken met olie, mogen als offer worden gebruikt.

5. Als het offer een product van de bakplaat is, moet het van meelbloem zijn, aangemaakt met olie en ongezuurd.

6. Breek het in stukken en giet er olie overheen, het is een spijsoffer.

7. Als het offer is gekookt in een pan, moet het ook van een mengsel van fijn meel en olie zijn gemaakt.

8. Hoe het ook is klaargemaakt—gebakken, geroosterd of gekookt—het offer moet naar de priester worden gebracht, die het naar het altaar zal brengen om het aan de Here te tonen.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 2