Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 16:27-35 Het Boek (HTB)

27. De jonge stier en de bok van het zondoffer (Aäron bracht hun bloed in het Heilige der Heiligen om verzoening te doen) zullen buiten het kamp worden gebracht en daar worden verbrand met hun huid en ingewanden.

28. Daarna zal de man die ze heeft verbrand zijn kleren wassen, zich baden en teruggaan naar het kamp.

29. Dit is een wet die altijd van kracht blijft: op de tiende dag van de zevende maand mag u niet werken. Het moet een dag zijn van zelfonderzoek en vasten voor de Here. Dit geldt zowel voor de geboren Israëliet als voor de buitenlander die bij u woont.

30. Want op deze dag wordt verzoening gedaan over uw zonden, u wordt voor de Here van uw zonden gereinigd.

31. Het is een sabbat van volledige rust, die in ingetogenheid moet worden doorgebracht. Dit is een altijd geldende wet.

32. In de volgende generaties zal deze ceremonie worden uitgevoerd door de gezalfde hogepriester, de tot priester gewijde opvolger van Aäron.

33. Hij moet de heilige linnen kleren aantrekken en verzoening doen voor het Heilige der Heiligen, de tabernakel, het altaar, de priester en het volk.

34. Dit zal een altijd geldende wet voor u zijn. Zo zult u eenmaal per jaar verzoening doen voor de zonden van het volk Israël.’

35. Aäron voerde de verordeningen die de Here hem door Mozes gaf, met grote nauwkeurigheid uit.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 16