Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 11:35-47 Het Boek (HTB)

35. Als het lichaam van zo'n dier in aanraking komt met een stenen oven, is deze onrein en moet worden afgebroken.

36. Als het lichaam in een bron valt of in een volle waterbak, is dat water niet onrein. Degene die het lichaam er uit haalt, is echter wel onrein.

37. Als het dode lichaam in aanraking komt met zaaizaad, zal dat niet onrein zijn.

38. Maar als het zaad vochtig is en het lichaam komt er mee in aanraking, dan is het zaad wel onrein.

39. Als een dier dat mag worden gegeten, dood gevonden wordt, is ieder die het kadaver aanraakt tot de avond onrein.

40. Degene die het vlees eet of het kadaver aanraakt, moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond.

41. Kruipende dieren mogen niet worden gegeten.

42. Daartoe behoren de reptielen die zich op hun buik voortbewegen en de kruipende dieren met poten. Geen enkel kruipend dier met vier of meer poten mag worden gegeten, want het is onrein.

43. Verontreinig uzelf niet met deze dieren, opdat u niet onrein wordt.

44. Ik ben de Here, uw God. Heilig u en wees heilig, want Ik ben heilig, daarom moet u óók heilig zijn en mag u zich niet verontreinigen met een van deze kruipende dieren.

45. Want Ik ben de Here, die u uit Egypte heeft geleid om uw God te zijn. Daarom moet u heilig zijn, omdat Ik heilig ben.

46. Dit zijn de wetten aangaande het vee, de vogels, de waterdieren en de dieren die over de grond kruipen.

47. Deze wetten maken het onderscheid duidelijk tussen rein en onrein, tussen wat wel en wat niet mag worden gegeten.’

Lees verder hoofdstuk Leviticus 11