Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 1:6-14 Het Boek (HTB)

6. Hij zal het brandoffer villen en in stukken verdelen.

7-8. Daarna zullen de zonen van Aäron een houtvuur op het altaar maken en de stukken, met de kop en het vet, op het vuur leggen.

9. De ingewanden en de poten moeten eerst met water worden afgewassen en daarna ook op het vuur worden verbrand. Zo zal de priester alles in rook laten opgaan als een brandoffer, dat aangenaam is voor de Here.

10. Als het offerdier een schaap of een geit is, moet het een mannelijk dier zijn, zonder gebreken.

11. De man die het offer brengt, moet het dier voor het oog van de Here slachten aan de noordkant van het altaar en Aärons zonen, de priesters, zullen het bloed daarna rondom op het altaar sprenkelen.

12. Daarna moet de man het dier in vieren delen, waarna de priesters de delen, met de kop en het vet, op het hout op het altaar leggen.

13. De ingewanden en de poten moet hij eerst met water afwassen. Daarna zullen de priesters alles op het altaar verbranden als een brandoffer dat aangenaam is in de ogen van de Here.

14. Wie een vogel als brandoffer wil brengen, mag kiezen tussen tortelduiven en jonge duiven.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 1