Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 5:2-16 Het Boek (HTB)

2. Onze huizen en ons land zijn in bezit genomen door buitenlanders.

3. Wij zijn wezen, onze vaders zijn dood en onze moeders zijn weduwen.

4. Wij moeten zelfs betalen voor ons drinkwater, hout wordt ons tegen de hoogst mogelijke prijzen verkocht.

5. Wij buigen onze nek onder de voet van de overwinnaar, zonder ons rust te gunnen, laten zij ons zwoegen.

6. Wij smeken Egypte en Assyrië om brood.

7. Onze voorouders zondigden, maar stierven voordat de oordelende hand zijn werk begon. Wij dragen nu de straf die zij verdienden!

8. Onze vroegere dienaars zijn ons nu de baas geworden, er is niemand overgebleven die ons kan redden.

9. Wij gaan de woestijn in om voedsel te zoeken, maar daarbij lopen wij het risico door de vijand te worden gedood.

10. Onze huid voelt heet aan, we hebben koorts door de honger.

11. Zij verkrachten de vrouwen van Jeruzalem en de meisjes in de steden van Juda.

12. Onze prinsen hebben zij opgehangen en zelfs bejaarde mannen worden met minachting behandeld.

13. Zij nemen jonge mannen mee om hun koren te malen en de kleine kinderen wankelen onder de zware lasten die zij moeten dragen.

14. De oude mannen zitten niet meer in de stadspoorten, de jongeren dansen en zingen niet meer.

15. De vreugde in onze harten is gedoofd, ons dansen is veranderd in rouwen.

16. Onze glorie is vergaan. De kroon is van ons hoofd gevallen. Dat overkomt ons allemaal vanwege onze zonden.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 5