Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 8:30-35 Het Boek (HTB)

30. Toen bouwde Jozua op de berg Ebal een altaar voor de Here, de God van Israël,

31. zoals Mozes in zijn wetboek had bevolen: ‘Maak voor Mij een altaar van stenen die niet gebroken of uitgehouwen zijn.’ Op dit altaar brachten de priesters de Here brandoffers en vredeoffers.

32. Zichtbaar voor het oog van de Israëlieten, graveerde Jozua de wetten van Mozes in de stenen van het altaar.

33. Het hele volk van Israël, inclusief de leiders, legeraanvoerders, rechters en de buitenlanders die bij hen waren, verdeelde zich daarop in twee groepen. De ene groep aan de voet van de berg Gerizim, de andere aan de voet van de berg Ebal. Daar tussenin stonden de priesters met de ark, klaar om hun zegen uit te spreken. Dit alles werd precies gedaan volgens de aanwijzingen die Mozes vroeger had gegeven.

34. Jozua las daarna het volk alle zegeningen en vervloekingen voor die in het wetboek staan opgetekend.

35. Elk gebod dat Mozes had gegeven, werd aan de gehele gemeente voorgelezen, ook aan de vrouwen, kinderen en buitenlanders die bij de Israëlieten woonden.

Lees verder hoofdstuk Jozua 8