Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 8:17-28 Het Boek (HTB)

17. In heel Ai en Betel was geen soldaat meer te bekennen en de poorten stonden wijd open.

18. Toen zei de Here tegen Jozua: ‘Wijs met uw speer in de richting van Ai, want Ik zal u de stad in handen geven.’ Jozua deed dat.

19. Dit signaal werd gezien door de mannen die in hinderlaag zaten en zij sprongen overeind. Snel trokken zij de stad binnen en staken haar in brand.

20-21. Toen de mannen van Ai omkeken, zagen zij grote rookwolken uit de stad opstijgen. Ook Jozua en zijn troepen zagen de rookwolken, wat voor hen het teken was dat hun medestrijders de stad in handen hadden. Zij keerden zich om en vielen de mannen van Ai aan.

22. Tegelijkertijd kwamen de Israëlitische troepen de stad uit en vielen de vijand in de rug aan. Zo kwamen de mannen van Ai in een val terecht waaruit geen ontsnapping mogelijk was. Zij kwamen allemaal om.

23. Alleen de koning van Ai overleefde het. Hij werd gevangengenomen en voor Jozua geleid.

24. Nadat het Israëlitische leger alle mannen buiten de stad had gedood, trokken de strijders de stad binnen en doodden alle overige inwoners.

25. Zo vielen op die dag alle inwoners van Ai, twaalfduizend mensen in totaal,

26. want Jozua hield zijn speer op Ai gericht tot ook de laatste overlevende dood was.

27. Alleen het vee en de buit werden niet vernietigd, want de troepen van Israël hielden die voor zichzelf zoals de Here tegen Jozua had gezegd.

28. Zo werd Ai in één grote puinhoop veranderd. Dat is het nu nog steeds.

Lees verder hoofdstuk Jozua 8