Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 2:12-13-24 Het Boek (HTB)

12-13. Ik wil u om één ding smeken: zweer mij bij de naam van uw God dat u bij de verovering van Jericho mij, mijn ouders en mijn broers en zusters met hun gezinnen in leven laat, omdat ik u heb geholpen.’

14. De mannen antwoordden: ‘Als u ons niet verraadt, zullen wij ervoor zorgen dat u en uw familieleden niets overkomt. Wij zullen u dankbaarheid en trouw bewijzen en u met ons eigen leven beschermen.’

15. Toen liet zij de mannen aan een touw langs de stadsmuur naar beneden zakken. Haar huis stond namelijk bovenop de muur.

16. ‘Vlucht naar de heuvels,’ raadde zij hun aan. ‘Verberg u daar drie dagen tot de mannen die u zoeken, zijn teruggekeerd. Daarna kunt u zonder gevaar teruggaan.’

17-18. Voordat zij gingen, zeiden de mannen tegen haar: ‘Wij kunnen er niet voor instaan dat u niets overkomt als u niet bij de verovering dit rode koord uit het raam laat hangen. Zorg er ook voor dat al uw familieleden bij u in huis zijn.

19. Als zij op straat komen, zijn wij niet verantwoordelijk voor de gevolgen. Maar wij zweren u dat niemand in dit huis zal worden gedood of verwond.

20. Als u ons echter verraadt, zullen wij niet langer aan deze eed gebonden zijn.’

21. ‘Dat beloof ik,’ antwoordde zij. En zij hing het rode koord uit het raam.

22. De spionnen trokken de heuvels in en bleven daar drie dagen, totdat de achtervolgers na een vruchteloze speuractie naar de stad waren teruggekeerd.

23. Toen kwamen de twee spionnen uit de heuvels, staken de rivier over en brachten Jozua verslag uit over wat er was gebeurd.

24. ‘De Here zal ons vast en zeker het hele land in handen geven,’ zeiden zij, ‘want alle inwoners zijn nu al vreselijk bang voor ons.’

Lees verder hoofdstuk Jozua 2