Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 11:2-13 Het Boek (HTB)

2. alle koningen van het noordelijke bergland, de koningen van de Vlakte, ten zuiden van Kinneroth, de koningen van de laaggelegen gebieden, de koningen van het bergachtige gebied van Dor in het westen,

3. de koningen van Kanaän, zowel uit het oosten als uit het westen, de koningen van de Amorieten, Hethieten en Perizzieten, de koningen van het Jebusitische bergland en de koningen van de Chiwwitische steden op de hellingen van de berg Hermon in het land Mispa.

4-5. Al deze koningen reageerden op de boodschap door hun legers te mobiliseren en zich te verenigen om Israël te vernietigen. Hun gezamenlijke legers, met heel veel paarden en strijdwagens, kwamen bijeen en sloegen hun kamp op bij de bronnen van Merom.

6. Maar de Here zei tegen Jozua: ‘Wees niet bang voor hen, want morgen om deze tijd zal Ik hen allen in de macht van Israël overgeven. Dan moet u de pezen van hun paarden doorsnijden en hun strijdwagens verbranden.’

7. Jozua en zijn troepen verrasten het vijandelijke leger bij de bronnen van Merom en vielen aan.

8. De Here gaf dat enorme leger in de macht van de Israëlieten, die het achtervolgden tot aan Groot-Sidon en een plaats die Brandend Water werd genoemd en in oostelijke richting tot aan het dal van Mispa. Geen enkele vijand overleefde deze veldslag.

9. Jozua en zijn mannen volgden de aanwijzingen van de Here op. Zij sneden de pezen van de paarden door en verbrandden alle strijdwagens.

10. Op de terugweg veroverde Jozua de stad Hazor en doodde haar koning. Hazor was eens de hoofdstad geweest van een verbond van al die koninkrijken.

11. Alle inwoners werden gedood, waarna de stad werd verbrand.

12. Daarna bond hij de strijd aan met de andere steden van de verslagen koningen en maakte ze met de grond gelijk. Alle inwoners werden gedood, zoals Mozes had bevolen.

13. Behalve Hazor stak Jozua echter verder geen enkele hooggelegen stad in brand.

Lees verder hoofdstuk Jozua 11