Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 11:17-22 Het Boek (HTB)

17. Het gebied van de Israëlieten strekte zich nu uit van de Kale Berg dicht bij Seïr, tot Baäl-Gad in het dal van de Libanon, aan de voet van de Hermon. Jozua doodde alle koningen die in dat gebied heersten.

18. Er was een lange oorlog voor nodig om dit resultaat te bereiken.

19. Geen enkele stad kreeg de kans met Israël vrede te sluiten, uitgezonderd de Chiwwieten uit Gibeon, alle anderen werden met geweld veroverd.

20. Want de Here zorgde ervoor dat de vijandelijke koningen de strijd aanbonden met de Israëlieten in plaats van om vrede te vragen, zo werden zij genadeloos gedood, zoals de Here Mozes had opgedragen.

21. Gedurende deze periode roeide Jozua ook alle reuzen uit. Dit waren afstammelingen van Enak en zij woonden in het bergland in Hebron, Debir, Anab, Juda en Israël. Hij doodde hen tot de laatste man en maakte hun steden met de grond gelijk.

22. In het land Israël werd er niet één in leven gelaten, maar in Gaza, Gath en Asdod zijn enkelen overgebleven.

Lees verder hoofdstuk Jozua 11