Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 10:26-34-35 Het Boek (HTB)

26. Daarna doodde Jozua de vijf koningen en liet hen aan vijf bomen ophangen, waar ze tot het vallen van de avond bleven hangen.

27. Tegen zonsondergang gaf Jozua opdracht hun lijken eraf te halen en in de grot te gooien, waar zij zich eerder hadden verborgen. Voor de ingang van de grot werd een grote hoop stenen opgestapeld. Die steenhoop staat er nu nog.

28. Nog diezelfde dag nam Jozua de stad Makkeda in, maakte die met de grond gelijk en doodde haar koning en inwoners. Er bleef niemand uit die stad in leven.

29. Daarna trokken de Israëlieten naar Libna.

30. Ook daar gaf de Here hun de stad en haar koning in handen. De bevolking werd tot de laatste man gedood net als in Jericho.

31. Van Libna ging Jozua naar Lachis om ook die stad aan te vallen.

32. Op de tweede dag schonk de Here hun de overwinning over Lachis en ook hier werd de hele bevolking gedood, net als in Libna.

33. Tijdens de aanval op Lachis kwam koning Horam van Gezer met zijn leger om de stad te helpen. Jozua's mannen maakten echter korte metten met hem en zijn leger en doodden iedereen.

34-35. Daarna nam het Israëlitische leger in één dag de stad Eglon in en doodde de hele bevolking, net zoals in Lachis was gebeurd.

Lees verder hoofdstuk Jozua 10