Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 7:1-15 Het Boek (HTB)

1. ‘Wat heeft de mens toch een hard leven op aarde. Zijn zijn dagen niet als die van een gehuurde arbeider?

2. Zoals een slaaf naar schaduw verlangt en een arbeider in spanning uitziet naar de uitbetaling van zijn loon,

3. zo heb ik ellendige maanden moeten doormaken, met lange en moeilijke nachten.

4. Bij het naar bed gaan denk ik steeds: was het maar weer ochtend en dan lig ik te woelen tot het weer licht wordt.

5. Mijn lichaam is vol wormen en zit onder het stof. Het is bedekt met vieze korsten. Ik ben niet om aan te zien.

6. Mijn leven vliegt voorbij, de ene hopeloze dag na de andere.

7. Mijn leven is in één zucht voorbij en van geluk blijft niets over.

8. Jullie kunnen mij nu nog zien, maar niet lang meer. Spoedig zullen jullie zoeken, maar dan ben ik er niet meer.

9. Zoals een wolk uiteen wordt gedreven en verdwijnt, zo verdwijnen ook de doden in hun graven.

10. Nooit meer zullen zij terugkeren naar hun gezin en hun huis en in hun woonplaats zijn hun namen gauw vergeten.

11. Ik moet praten over wat mij kwelt. Ik moet mijn verbitterde gevoelens kunnen uiten!

12. O God, ben ik soms de zee of een monster, dat U mij constant laat bewaken?

13-14. Zelfs wanneer ik mijn ellende in mijn slaap probeer te vergeten, maakt U mij nog bang met vreselijke nachtmerries.

15. Ik word nog liever gewurgd dan dat ik in dit lichaam verder leef!

Lees verder hoofdstuk Job 7