Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 5:1-12 Het Boek (HTB)

1. ‘Roep toch! Maar wie zal antwoord geven? Tot wie in de hemel kun je je richten?

2. De dwaas ergert zich dood en een onverstandige sterft van jaloezie.

3. Ik heb zelf gezien hoe het een dwaas goed ging, maar ook hoe plotseling het onheil over hem kwam.

4. Zijn kinderen bleven eenzaam en vertrapt achter en er was niemand die voor hen opkwam.

5. Zijn oogsten werden door hongerige mensen gestolen, zelfs het koren tussen de dorens, zijn rijkdom was een gemakkelijke prooi voor rovers.

6. Want onheil komt niet zomaar uit de aarde opzetten, moeilijkheden groeien niet uit de grond op.

7. Maar de mens wordt geboren voor moeite en ellende, net zo zeker als vonken omhoogschieten.

8. Ik geef je deze raad: ga naar God en leg Hem de situatie voor.

9. Want Hij doet machtige en onbegrijpelijke dingen, Hij verricht ontelbare wonderen.

10. Hij geeft regen op de aarde en voorziet de velden van water.

11. De nederigen brengt Hij tot aanzien en de bedroefden schenkt Hij geluk.

12. Hij doorkruist de plannen van listige mannen, zodat zij die niet kunnen uitvoeren.

Lees verder hoofdstuk Job 5