Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 42:5-9 Het Boek (HTB)

5. Maar nu zeg ik: “Ik had al eerder van U gehoord, maar nu heb ik U gezien.

6. Daarom walg ik van mijzelf en uit berouw verneder ik mij in stof en as.” ’

7. Nadat de Here tegen Job was uitgesproken, wendde Hij zich tot Elifaz uit Teman en zei: ‘Ik ben toornig op u en uw twee vrienden, want u had geen gelijk met wat u over Mij zei. Job had het wel bij het rechte eind.

8. Neem nu zeven jonge stieren en zeven rammen, ga naar mijn dienaar Job en breng een brandoffer voor uzelf. Mijn dienaar Job zal voor u bidden en Ik zal naar hem luisteren, terwijl hij voor u bidt, en u niet straffen zoals Ik eigenlijk zou moeten doen om uw zonde en omdat u niet op de juiste wijze over Mij hebt gesproken, in tegenstelling tot mijn dienaar Job.’

9. Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Zofar uit Naäma deden wat de Here hun had opgedragen. En de Here aanvaardde het gebed dat Job voor hen uitsprak.

Lees verder hoofdstuk Job 42