Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 39:23-38 Het Boek (HTB)

23. Hebt u hem het vermogen gegeven te springen als een sprinkhaan? Zijn gebries is angstaanjagend.

24-26. Hij woelt vrolijk met zijn hoeven de grond om en is trots op zijn kracht. En wanneer hij ten strijde trekt, toont hij geen angst voor het zwaard en gaat hij er niet vandoor als de pijlkoker klettert en speren en lansen blinken.

27. Opgewonden stormt hij over het veld en is niet meer te houden wanneer het trompetgeschal klinkt.

28. Bij het geluid van de hoorn begint hij te snuiven. Van ver ruikt hij de strijd. De strijdkreten en het geluid van de bevelen klinken hem vertrouwd in de oren.

29. Weet u hoe een havik zijn vleugels naar het zuiden uitslaat?

30. Vliegt de gier op uw bevel omhoog om op de hoge rotsen een nest te bouwen?

31. Hij leeft dag en nacht op de rotsen en bouwt daar zijn nest als een onneembaar fort.

32. Van daaruit bespiedt hij zijn prooi ver beneden hem.

33. Zijn jongen in het nest leven van bloed, want waar gesneuvelden zijn, daar is de gier ook.’

34-35. De Here vervolgde: ‘Wilt u nog steeds redetwisten met de Almachtige en Hem verbeteren? Of is dit genoeg? Kan de man die Mij wilde bekritiseren, Mij nu ook de antwoorden geven?’

36. Job antwoordde God:

37. ‘Ik ben een onwaardig mens, hoe zou ik U kunnen antwoorden?

38. Ik leg mezelf het zwijgen op en zal niet voor de tweede maal spreken. Ik heb al veel te veel gezegd.’

Lees verder hoofdstuk Job 39