Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 38:8-9-15 Het Boek (HTB)

8-9. Wie stelde de grenzen van de zeeën vast toen zij vanuit het verborgene omhoogspoten? Wie hulde hen in dikke wolken en diepe duisternis,

10. sloot hen in door hun kusten vast te stellen

11. en zei: “Tot zover en niet verder! Hier zullen uw trotse golven tot stilstand komen”?

12. Hebt u ooit een nieuwe morgen opgeroepen en de zonsopgang in het oosten laten verschijnen?

13. Hebt u het daglicht ooit bevolen zich tot de uithoeken van de aarde te verspreiden om zo een eind te maken aan het nachtelijk werk van de goddelozen?

14. De aarde krijgt haar vorm zoals een zegel een klomp klei vormt, het oppervlak golft als de plooien van een kledingstuk.

15. Zo worden de goddelozen gestoord in hun praktijken en wordt een halt toegeroepen aan de arm die klaar stond om toe te slaan.

Lees verder hoofdstuk Job 38