Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 38:20-34 Het Boek (HTB)

20. Kunt u haar grenzen bepalen of de plaats waar zij vandaan komt?

21. Maar dat weet u natuurlijk allemaal al lang. Want u werd geboren voordat alles werd geschapen en u heeft zo'n lange ervaring!

22-23. Bent u in de opslagplaatsen van de sneeuw geweest of hebt u gezien waar de hagel wordt gemaakt en opgeslagen ligt? De sneeuw en hagel die Ik heb bewaard voor de tijd van oorlog en rampen.

24. Waar loopt de weg naar het punt waar het licht zich verdeelt? En waar ligt de oorsprong van de oostenwind?

25-27. Wie groef het kanaal voor de stortregens? Wie baande een weg voor het onweer en zorgde ervoor dat de regen in barre woestijnen neervalt, zodat de gescheurde en troosteloze bodem wordt doordrenkt met water en het jonge gras weer kan opschieten?

28. Heeft de regen een vader? Waar komen de dauwdruppels vandaan?

29. Wie is de moeder van het ijs en van de rijp die neerdaalt uit de hemel?

30. Hoe komt het dat water verandert in ijs, dat zo hard is als steen?

31. Kunt u de Pleiaden aan elkaar vastbinden of de ketens van Orion losmaken?

32. Kunt u de dierenriem op tijd laten schijnen en de Grote en Kleine Beer de weg wijzen?

33. Kent u de wetten van het heelal en kunt u bepalen welke invloed zij op de aarde uitoefenen?

34. Kunt u tot de wolken roepen en ervoor zorgen dat u doordrenkt wordt met regen?

Lees verder hoofdstuk Job 38