Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 38:13-24 Het Boek (HTB)

13. Hebt u het daglicht ooit bevolen zich tot de uithoeken van de aarde te verspreiden om zo een eind te maken aan het nachtelijk werk van de goddelozen?

14. De aarde krijgt haar vorm zoals een zegel een klomp klei vormt, het oppervlak golft als de plooien van een kledingstuk.

15. Zo worden de goddelozen gestoord in hun praktijken en wordt een halt toegeroepen aan de arm die klaar stond om toe te slaan.

16. Bent u doorgedrongen tot de bronnen van de zee en hebt u de spelonken van haar onpeilbare diepte bezocht?

17-18. Heeft men u verteld waar u de poorten van het dodenrijk kunt vinden? Hebt u ook maar enig begrip van de afmetingen van de aarde? Vertel het Mij maar als u het weet!

19. Waar komt het licht vandaan en hoe kunt u daar komen? Of vertel Mij iets over de duisternis. Waar komt die vandaan?

20. Kunt u haar grenzen bepalen of de plaats waar zij vandaan komt?

21. Maar dat weet u natuurlijk allemaal al lang. Want u werd geboren voordat alles werd geschapen en u heeft zo'n lange ervaring!

22-23. Bent u in de opslagplaatsen van de sneeuw geweest of hebt u gezien waar de hagel wordt gemaakt en opgeslagen ligt? De sneeuw en hagel die Ik heb bewaard voor de tijd van oorlog en rampen.

24. Waar loopt de weg naar het punt waar het licht zich verdeelt? En waar ligt de oorsprong van de oostenwind?

Lees verder hoofdstuk Job 38