hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42

Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 37 Het Boek (HTB)

Elihu wijst op Gods wonderen

1. Vervolg van het betoog van Elihu:‘Daarom ben ik vervuld van ontzag.

2. Luister goed naar de donder van zijn stem.

3. Hij rolt langs de hemel en de bliksemschichten schieten naar alle kanten van de aarde.

4. Zij worden gevolgd door het onophoudelijke dreunen van de donder, de ontzagwekkende stem van zijn majesteit.

5. Zijn stem klinkt op een geweldige manier door in de donder. Wij kunnen de omvang van zijn macht niet bevatten.

6. Want Hij geeft sneeuw en regen opdracht om op de aarde te vallen.

7. Dan ligt al het menselijke werk stil, zodat men overal zijn macht kan zien.

8. De wilde dieren verbergen zich tussen de rotsen of in hun holen.

9. De storm komt op vanuit het zuiden en vanuit het noorden komt de kou.

10. God blaast over de rivieren en zelfs de grootste wateroppervlaktes bevriezen.

11. Hij laadt de wolken met waterdamp en uit diezelfde wolken komt zijn bliksem.

12. Hij stuurt de bliksemschichten met zijn hand en overal op aarde doen zij wat Hij beveelt.

13. Hij stuurt de wolken als straf of—in zijn liefdevolle goedheid—als bemoediging voor de mensen.

14. Luister, Job, sta stil en kijk naar de machtige wonderen van God!

15. Weet u hoe God de wolken in de hand houdt en hoe Hij de bliksem daaruit tevoorschijn laat schieten?

16. Begrijpt u hoe de wolken zo volmaakt kunnen zweven? Het is het wonderlijke werk van de Alwetende.

17. Weet u waarom u het warm krijgt wanneer de wind uit het zuiden komt en het zulk rustig weer is?

18. Kunt u zoals Hij de hemelkoepel maken, die zo hard is als een gegoten spiegel?

19-20. Als u denkt dat u zoveel weet, leer ons dan hoe wij tot God kunnen naderen. Want wij kunnen daar niet achter komen! Zouden wij Hem zo kunnen mededelen dat ik Hem wil spreken? Wil een mens levend worden opgeslokt?

21. Want net zo min als wij in de zon kunnen kijken wanneer de wind alle wolken uit de lucht heeft weggedreven,

22. zo min kunnen wij het oog richten op de ontzagwekkende majesteit van God, als Hij Zich vanuit de hemel over ons uitstort, gehuld in zijn duizelingwekkende pracht.

23. Wij kunnen ons geen voorstelling maken van de macht van de Almachtige. Hij is zo rechtvaardig en goed dat Hij niemand zal onderdrukken.

24. Geen wonder dat mensen overal ter wereld ontzag voor Hem hebben! Want zelfs de meest wijze man ter aarde maakt totaal geen indruk op Hem!’