Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 34:1-11 Het Boek (HTB)

1. Elihu vervolgde zijn toespraak:

2. ‘Luister naar mij, wijze mannen.

3. Onze oren kunnen woorden beoordelen zoals ons gehemelte de smaak van ons voedsel proeft.

4. Zo moeten we ook beoordelen wat goed is en samen uitmaken wat juist is.

5. Job heeft namelijk gezegd: “Ik ben onschuldig, maar God spreekt dat tegen. Hij doet mij onrecht.

6. Ik word een leugenaar genoemd, ook al ben ik onschuldig. Ik onderga een vreselijke straf, terwijl ik toch onschuldig ben.”

7-8. Buiten Job is er niemand die zo aan kwaadsprekerij doet. Hij moet veel met slechte mannen zijn omgegaan,

9. want hij zei: “Het heeft geen zin te leven zoals God het wil.”

10. Luister naar mij, mannen met inzicht. U weet toch dat God niet zondigt, dat de Almachtige geen onrecht doet?

11. Maar Hij vergeldt ieder naar zijn doen en laten.

Lees verder hoofdstuk Job 34