Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 33:5-16 Het Boek (HTB)

5. Aarzel niet mij een antwoord te geven als u dat kunt.

6. Voor God ben ik volkomen gelijk aan u. Ik ben ook uit de aarde gevormd, net als u.

7. U hoeft niet bang voor mij te zijn. Ik ben er niet de man naar u in het nauw te drijven.

8. Ik heb u steeds weer horen zeggen:

9. “Ik ben rein, ik heb niet gezondigd, ik ben onschuldig.

10. En toch heeft God aanmerkingen op mij en beschouwt mij als zijn vijand.

11. Hij legt ketens om mijn enkels en kijkt scherp naar elke beweging die ik maak.”

12. Juist hierin hebt u ongelijk, dat u op deze wijze over God spreekt. Want God is veel groter dan de mens.

13. Waarom klaagt u bij God dat Hij niet antwoordt?

14. God spreekt wel degelijk—nu op de ene, dan op de andere wijze—hoewel de mens dat misschien niet opmerkt.

15. Bijvoorbeeld in dromen en in nachtelijke visioenen als een diepe slaap komt over mensen die op bed liggen.

16. Op zulke ogenblikken opent Hij hun oren en waarschuwt Hij hen

Lees verder hoofdstuk Job 33