Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 32:1-7 Het Boek (HTB)

1. De drie mannen wilden Job geen antwoord meer geven, omdat hij bleef volhouden dat hij onschuldig was.

2. Toen werd Elihu, de zoon van de Buziet Baracheël uit de familie van Ram, kwaad omdat Job volhield dat hij onschuldig was tegenover God.

3. Maar hij was ook boos op de drie vrienden van Job die hem wel hadden veroordeeld, maar zijn argumenten niet konden weerleggen.

4. Elihu had nog niets gezegd omdat de drie anderen ouder waren dan hij.

5. Maar toen hij zag dat zij geen antwoord meer wisten te geven, nam hij met een boos gezicht het woord en zei:

6. ‘Ik ben jong en u bent oud, daarom heb ik mij stilgehouden en heb ik u niet durven zeggen wat ik ervan denk.

7. Want ik dacht: laat de ouderen eerst aan het woord, zij zullen zeker ook wijzer zijn.

Lees verder hoofdstuk Job 32