Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 31:7-8-23 Het Boek (HTB)

7-8. Als ik van de door God gewezen weg ben afgeweken, als mijn hart begeerte heeft gevoeld voor wat mijn ogen zagen of als ik met mijn handen heb gezondigd, laat iemand anders dan de gewassen die ik heb gezaaid, oogsten en laat alles wat ik heb geplant, met wortel en tak worden uitgeroeid.

9. Als ik ooit heb verlangd naar de vrouw van een ander,

10. mag mijn vrouw terechtkomen in het huis van een andere man en iemand anders haar nemen.

11. Want dat zou een schanddaad zijn, een misdaad die moet worden bestraft.

12. Het is een verterend vuur dat een mens in het verderf stort en alles zou uitroeien wat ik heb geplant.

13-14. Hoe zou ik God onder ogen kunnen komen als ik ooit mijn dienaren onrechtvaardig had behandeld? Wat zou ik kunnen zeggen als Hij mij daarnaar zou vragen?

15. Want God heeft mij en ook mijn dienaar gemaakt. Hij heeft ons beiden geschapen in de buik van onze moeders.

16. Als ik de armen verdriet heb gedaan en weduwen reden tot huilen heb gegeven,

17. als ik arme wezen voedsel heb geweigerd

18. —ik heb echter altijd wezen in ons huis opgenomen en hen verzorgd als mijn eigen kinderen en ik heb de weduwen altijd geholpen—

19-20. als ik iemand heb zien omkomen van de kou zonder hem kleren of de vacht van een van mijn schapen te geven;

21. als ik een wees heb uitgebuit omdat ik dacht dat niemand mij daarop zou betrappen;

22. als ik een van deze dingen heb gedaan, mag mijn arm uit zijn gewricht worden getrokken! Laat dan mijn schouder maar worden ontwricht!

23. Liever dat dan het oordeel van God af te wachten, want daarvoor ben ik banger dan voor enig ander ding. Want juist vanwege de majesteit van God heb ik al die misdaden nooit begaan.

Lees verder hoofdstuk Job 31