Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 30:10-21 Het Boek (HTB)

10. Zij hebben een hekel aan mij en willen niet bij mij in de buurt komen. Zij durven mij zelfs in het gezicht te spugen.

11. Nu God de kracht uit mijn leven heeft weggenomen en mij met deze rampen treft, hebben deze jonge mannen helemaal geen eerbied meer voor mij, maar vernederen zij mij.

12. Deze belagers dringen aan mijn rechterkant op, ze dwingen mij te vluchten, ze zetten de aanval in en willen mij vernietigen.

13. Zij versperren mij de weg en doen al het mogelijke om mijn ondergang te bewerken, wetend dat ik niemand heb die mij kan helpen.

14. Zij komen als één grote horde dreigend op mij af. Als golven stromen ze over mij heen, te midden van alle ellende.

15. Ik word ontzettend bang. Zij houden mij in hun greep. Mijn waardigheid is verdwenen als een wolk die door een storm wordt meegevoerd.

16. Het leven stroomt weg uit mijn ziel. Dagen vol ellende moet ik doormaken.

17. Mijn trieste nachten zijn gevuld met pijn die voortdurend aan mijn botten knaagt.

18. Ik lig de hele nacht te woelen en mijn hemd draait zich knellend om mijn lichaam.

19. God heeft mij in de modder gegooid. Ik voel me alsof ik stof en as ben.

20. Ik roep naar U, o God, maar U geeft geen antwoord. Ik sta voor U, maar U keurt mij geen blik waardig.

21. U bent wreed geworden tegen mij en uw hand slaat mij met grote kracht.

Lees verder hoofdstuk Job 30