Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 2:6-11 Het Boek (HTB)

6. ‘Doe met hem wat u wilt,’ antwoordde de Here, ‘maar laat hem in leven.’

7. Satan verliet de Here en trof Job met vreselijke zweren. Van top tot teen zat hij onder.

8. Job pakte een potscherf om zich mee te krabben en ging buiten de poort midden in het stof en vuil zitten.

9. Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Blijf je nog steeds zo gelovig, ondanks alles wat je moet meemaken? Vervloek God toch en sterf!’

10. Maar hij antwoordde: ‘Dat is dom gepraat. Verwachten wij alleen maar goede dingen uit de hand van God en nooit tegenslag of moeilijke dingen?’ Ondanks al deze tegenslagen kwam er geen verkeerd woord over Jobs lippen.

11. Toen drie vrienden van Job hoorden van het leed dat hem getroffen had, spraken zij af naar hem toe te gaan om hem te troosten en te bemoedigen. Het waren Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Zofar uit Naäma.

Lees verder hoofdstuk Job 2