Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 19:14-29 Het Boek (HTB)

14. Mijn familieleden zijn weggebleven en mijn vrienden hebben mij in de steek gelaten.

15. Mijn gasten, ook mijn dienaren, behandelen mij als een vreemdeling.

16. Ik roep mijn dienaar, maar hij komt niet, zelfs niet als ik hem smeek te komen.

17. Mijn eigen vrouw heeft een afkeer van mijn adem en mijn broers vinden dat ik stink.

18. Zelfs jonge kinderen hebben een afkeer van mij. Als ik ga staan om iets te zeggen, lachen zij mij uit!

19. Mijn beste vrienden mijden mij. De mensen van wie ik hield, keren zich tegen mij.

20. Ik ben vel over been en heb alleen mijn tandvlees overgehouden.

21. Och mijn vrienden, heb toch medelijden met mij, want de hand van God heeft mij hard geslagen.

22. Waarom achtervolgen jullie mij net zoals God doet? Krijgen jullie er nooit genoeg van mij te beledigen?

23-24. Och, ik zou willen dat mijn woorden met een ijzeren stift in lood gegrift, ja in de rots werden gehouwen, zodat zij daar voor altijd zouden staan.

25. Want ik weet dat mijn Verlosser leeft en dat Hij uiteindelijk mijn recht hier op aarde zal herstellen.

26. Ook al is mijn lichaam dan geschonden, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen.

27. Ja, ik zal Hem zelf zien, niet iemand anders, met mijn eigen ogen. O, wat verlangt mijn hart daarnaar!

28. Hoe durven jullie mij te blijven beschuldigen, alsof ik al schuldig ben bevonden?

29. Ik waarschuw jullie dat jullie gevaar lopen te worden gestraft voor wat jullie nu doen!’

Lees verder hoofdstuk Job 19