Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 16:11-22 Het Boek (HTB)

11. En God heeft mij overgeleverd aan de goddelozen, mij in handen gespeeld van kwaadwillende mensen.

12. Ik leidde een rustig leven tot Hij mijn rust wreed verstoorde. Hij greep mij in mijn nek en wierp mij op de grond om mij te verpletteren. Ik was zijn weerloze doelwit.

13. Zijn boogschutters omsingelen mij en schieten hun pijlen af. Mijn nieren worden doorboord en de grond om mij heen wordt doordrenkt met gal.

14. Steeds weer valt Hij mij aan en stormt op mij af als een gewapende soldaat.

15. Ik zit hier in rouwkleding en met stof op mijn hoofd.

16. Mijn ogen zijn rood van het huilen en over mijn oogleden ligt de schaduw van de dood.

17. Toch ben ik onschuldig en is mijn gebed oprecht.

18. Och aarde, neem mijn bloed niet op! Laat geen einde komen aan mijn hulpgeroep!

19. Maar tegelijkertijd zit de Getuige van mijn onschuld in de hemel, mijn Advocaat bevindt zich daar in de hoge.

20. Mijn vrienden bespotten mij, maar ik laat God mijn tranen zien,

21. Hem smekend naar mij te luisteren, zoals een man bij zijn buurman zou aandringen.

22. Want het zal niet zolang meer duren voordat ik de weg ga waarlangs ik nooit meer zal terugkeren.’

Lees verder hoofdstuk Job 16