Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 49:5-22 Het Boek (HTB)

5. Toen sprak de Here, die mij in de schoot van mijn moeder vormde als zijn dienaar. Hij gaf mij de opdracht zijn volk Israël bij Hem terug te brengen en heeft mij de kracht en het aanzien gegeven om deze taak uit te voeren.

6. De Here zei: ‘U zult meer doen dan alleen Israël bij Mij terugbrengen. Ik zal u maken tot een licht voor alle volken van de wereld, om redding te brengen tot in de verste uithoeken van de aarde.’

7. De Here, de redder en Heilige van Israël, zegt tegen hem die diep wordt veracht, van wie de mensen een afkeer hebben en die onderworpen is aan aardse heersers: ‘Koningen zullen opstaan als u voorbij komt, prinsen zullen diep buigen, omdat de Here u heeft uitgekozen, Hij, de trouwe Here, de Heilige van Israël, kiest u uit.’

8-9. De Here zegt: ‘Op het goede moment verhoor Ik uw gebed, op de dag van redding kom Ik u te hulp. Ik zal u tegen gevaar beschermen en u als een teken aan Israël geven, als bewijs dat Ik het land Israël weer zal herstellen en het aan zijn oorspronkelijke bewoners zal teruggeven. Via u zeg Ik tegen de gevangenen van de duisternis: kom naar buiten! Ik geef u uw vrijheid terug! Zij zullen overal voedsel vinden, op kale heuvels vinden ze zelfs iets te eten.

10. Zij zullen geen honger of dorst lijden, de brandende zon en de schroeiende woestijnwinden zullen hen niet meer bereiken, want de Here zal hen leiden naar waterbronnen.

11. Ik zal mijn bergen voor hen tot vlakke paden maken, de wegen zullen dalen overbruggen.

12. Kijk, mijn volk zal vanuit het oosten, het noorden en het westen terugkeren.’

13. Hemelen zing van blijdschap, jubel, o aarde. Barst uit in een lied, o bergen, want de Here heeft zijn volk getroost en zal medelijden hebben met zijn volk dat zo zwaar verdrukt werd.

14. Toch zeggen zij: ‘De Here heeft ons verlaten, Hij is ons vergeten.’

15. Nooit! Kan een moeder haar kleine kind vergeten en niet van haar eigen zoon houden? Ook al zou dat kunnen, dan zou Ik u nog niet vergeten.

16. Kijk maar, Ik heb uw naam in mijn handpalm gekerfd, de verwoeste muren van Jeruzalem staan Mij voortdurend voor ogen.

17. Uw herbouwers zullen binnenkort komen en allen wegjagen die u verwoestten.

18. Kom en zie, de Here zegt: zo waar als Ik leef, al uw vijanden zullen komen om uw slaven te zijn. Zij zullen zijn als uitgestalde juwelen, als de sieraden van een bruid.

19. Zelfs de meest troosteloze gedeelten van uw verlaten land zullen spoedig wemelen van uw mensen en uw vijanden die u tot slaven maakten, zullen ver weg zijn.

20. De generaties die in ballingschap zijn geboren, zullen terugkomen en zeggen: ‘We hebben meer ruimte nodig! Het is hier overbevolkt!’

21. Dan zult u denken: ‘Wie heeft mij dit allemaal gegeven? Want het merendeel van mijn kinderen was gedood en de rest werd in ballingschap weggevoerd, mij eenzaam achterlatend. Wie bracht hen ter wereld? Wie voedde hen voor mij op?’

22. De Here God zegt: ‘Ik zal de vreemde volken een teken geven en zij zullen uw zonen in hun armen en uw dochters op hun schouders bij u terugbrengen.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 49