Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 40:12-22 Het Boek (HTB)

12. Wie hield de oceanen in zijn hand en grensde de hemel af tussen duim en pink? Wie kent het gewicht van de aarde en weegt de heuvels en de bergen?

13. Wie adviseert de Geest van de Here, leert Hem iets of geeft Hem raad?

14. Heeft Hij ooit iemands raad nodig gehad? Moet Hem worden gezegd wat goed of beter is?

15. Nee, want alle volken van de aarde zijn niets vergeleken bij Hem, zij zijn slechts een druppel in een emmer, een stofje op een weegschaal, de eilanden wegen niet meer dan een korreltje zand.

16. De wouden van de Libanon kunnen niet genoeg brandstof leveren voor een offer dat groot genoeg is om Hem te eren. En ook de dieren van de Libanon zijn niet genoeg om aan onze God te offeren.

17. Volken betekenen niets voor Hem, in zijn ogen zijn zij minder dan niets.

18. Hoe kunnen wij God beschrijven? Waarmee kunnen wij Hem vergelijken?

19. Met een afgodsbeeld? Een gegoten beeld, overtrokken met goud en met zilveren kettingen om zijn hals?

20. Een man die te arm is om zo'n dure god te kopen, zal een boom opzoeken die niet verrot en daarna iemand huren die er een gezicht in uithakt. En dat is dan zijn god, een god die zelfs niet kan bewegen!

21. Weet u het niet? Bent u doof voor de woorden van God, de woorden die Hij uitsprak voordat de geschiedenis van de wereld begon? Hebt u het nooit gehoord en begrepen?

22. God troont boven het rond van de aarde. Voor Hem zijn haar bewoners als sprinkhanen. Hij hangt de hemel op als een gordijn en daar maakt Hij zijn tent van.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 40