19. Och mijn volk in Jeruzalem, u hoeft niet meer te klagen en te huilen, want Hij zal genadig voor u zijn als Hij uw hulpgeroep hoort. Hij zal u antwoorden.
20. Ook al bezorgde Hij u een tijd van angst en onderdrukking, Hij zal bij u zijn om u te onderwijzen. Met uw eigen ogen zult u uw Leraar zien.
21. Als u Gods paden verlaat en afdwaalt, zult u een stem achter u horen zeggen: ‘Nee, dit is de weg, hier moet u lopen.’
22. U zult al uw zilveren en gouden afgodsbeelden vernielen, ze weggooien als voorwerpen die u niet wilt aanraken. ‘Weg ermee!’ zult u zeggen.
23. Dan zal God u zegenen met regen in de zaaitijd, met overvloedige oogsten en mals grasland voor uw vee.
24. De ossen en jonge ezels waarmee u het land bewerkt, zullen verrijkt en goed verzorgd voer krijgen.